Blog#20
Mijn stethoscoop aan de wilgen
'Natuurlijk komt er een afscheid van mijn lieve collega’s en patiënten. Maar niet minder is het afscheid van een vak. En bij afscheid hoort rouw. Rouw om wat is geweest en niet meer zal komen.'
Ik leer haar kennen als een vlotte dame. Praat makkelijk, vrolijk, in controle. Ze vertelt zo opgewekt in onze eerste kennismaking, dat ik me even begin af te vragen of ze wel een hulpvraag heeft. Als ik daarnaar vraag, vertelt ze me dat ze het lastig vindt om bij haar boosheid en verdriet te komen. Ze heeft net een scheiding achter de rug. Hoewel ze boos is op haar ex, helpt ze hem ook regelmatig uit de brand. Ten koste van zichzelf.
Ik vraag haar iets te vertellen over haar gezin van herkomst. Ze vertelt over haar broers en zussen, haar moeder. Hoe ze allemaal goed zijn in het positieve benadrukken. Een 'schouders eronder' mentaliteit. Zorgen voor de ander. Ze is zelf nog het meest het 'zonnetje in huis'.
‘En je vader?’, vraag ik haar. Het valt me op dat ze hem nog niet genoemd heeft. ‘Mijn vader is jong overleden na een ziekbed.’, vertelt ze. Ze was toen nog een puber.
'Mis je hem?', vraag ik haar. 'Nee', zegt ze resoluut. 'Hij was een fijne vader. Ik heb geen nare herinneringen aan hem. Maar we hebben ons goed kunnen redden nadat hij stierf’. 'Dat geloof ik zeker', geef ik haar terug.
Hij hoort erbij
De volgende keer dat ik haar zie, vraag ik haar om haar familie eens op te stellen, met kleine houten poppetjes op tafel. Haar moeder, broers en zussen staan bij elkaar in de buurt. Haar vader zet ze ver naar achter. Alsof hij op grote afstand naar zijn familie kijkt, maar er geen onderdeel van uit maakt.
'Je vader staat een eind weg', zeg ik. Ik zie aan haar gezicht dat ze zelf schrikt. ‘Ja.’ Ze blijft even stil. Een stilte die ze niet zo vaak laat vallen. ‘Het zal wel niet zo fijn zijn voor hem, daar zo in de hoek.’, vervolgt ze dan. De tranen branden in haar ogen. 'We hebben het eigenlijk bijna nooit over hem. We willen het vooral graag gezellig houden met elkaar.'
'Hij hoort er wel bij, ook al is hij er niet meer', zeg ik.
‘Als ik nu aan hem denk, dan word ik verdrietig. Ik wil liever niet verdrietig zijn.’ Ze bijt op haar onderlip. Dan begint ze zachtjes te huilen. ‘Ik merk nu pas hoe rot het voelt dat ik hem niet meer echt heb toegelaten al die jaren.’
'Heb je iets in huis, dat je aan hem herinnert?', vraag ik haar, 'Een foto bijvoorbeeld?'. 'Nee', zegt ze. 'Dat lijkt me een mooie huiswerkopdracht', zeg ik haar met een glimlach. Dat kan ze aannemen.
Toelaten
Een paar weken later zie ik haar weer. Ze vertelt over de schilderijtjes van haar vader, die ze in huis heeft opgehangen. ‘Bij de verjaardag van mijn zoontje bleef mijn familie extra lang hangen. We hadden mooie gesprekken over de schilderijen en daarna over mijn vader.’ Ik merk een bepaalde rust in haar stem. 'Het is zo fijn, dat we het over hem hebben. We halen mooie herinneringen op en ik kom meer te weten over hoe het vroeger was en wie hij was.'
‘En hoe is het contact met je ex?’, vraag ik haar. ‘Het lukt me wat vaker om nee tegen hem te zeggen. En dat maakt ons onderling contact gek genoeg prettiger’. Ik zie een oprechte glimlach op haar gezicht.
Positiviteit is een hele prettige eigenschap. Het leven is echter niet altijd alleen maar zonnestralen. Zo hoort de dood onherroepelijk bij het leven. Soms komt de dood en het daarbij horende afscheid veel te vroeg. Het overlijden van een dierbare gaat gepaard met gemis. Als dat gemis en verdriet er niet mag zijn, dan wordt het ook een grote klus om je echt het 'zonnetje in huis' te voelen. Ingeslikte rouw wordt later dikwijls ook ingeslikte boosheid en verdriet op andere terreinen. Gemis en verdriet toelaten brengt ook de positiviteit weer meer in balans. Daarom is het rouwproces zo belangrijk. Van mijn opleiders leerde ik ooit: rouw is de achterkant van liefde.