Blog#14
Rouw is de achterkant van liefde
Over hoe niet-aangenomen rouw samenhangt met ingeslikte boosheid en verdriet. En het effect daarvan op je contact met anderen. En het contact met jezelf.
Keurig op tijd meldt ze zich voor onze eerste afspraak. Met haar lieve glimlach kijkt ze me aan en vraagt me als eerste hoe het met mij gaat. Ze gaat zitten op een stoel en kijkt me verwachtingsvol aan. ‘Ik heb uitgekeken naar ons gesprek.’, zegt ze.
Dan begint ze te vertellen. Over haar tweestrijd tussen aan de ene kant de ruimte voor haar eigen carrière als arts en aan de andere kant de zorg voor haar ouders. Als ze op de ene plek is, voelt ze altijd een schuldgevoel dat ze niet op de andere plek is. Haar vader heeft een chronische progressieve ziekte waardoor hij veel hulp nodig heeft. Moeder bespreekt met haar dat ze het weleens zwaar vindt allemaal. ‘Het maakt dat ik in de hulpmodus schiet. Ik heb het gevoel dat ik iets op moet lossen.’, legt ze uit.
Ik kijk naar haar, hoe ze vertelt wat haar dwars zit, weer met die lieve glimlach. Af en toe vang ik haar blik, haar ogen staan verdrietig. 'Wat zal het pijnlijk voor je zijn om je vader zo te zien aftakelen', geef ik haar terug. De tranen springen nu in haar ogen. Meteen daarna diskwalificeert ze zichzelf. 'Ik had me voorgenomen om niet zo emotioneel te zijn', zegt ze door haar tranen heen. Ze baalt zichtbaar van zichzelf. Ik vraag haar wat er dan mis zou kunnen gaan. 'Ik zie het als een zwaktebod.’, antwoord ze.
Een paar weken later zie ik haar weer. Ze vertelt hoe ze worstelt met het verdriet van haar ouders. Hoewel vaak onuitgesproken, is het altijd voelbaar. ‘Ik wil het zo graag oplossen, dat verdriet’, vertelt ze. Ze kijkt me nadenkend aan, alsof ze zojuist een rekensom heeft gekregen van de juf, en het heel logisch is dat zij dit vraagstuk nu moet oplossen.
‘En je kan, met alle medische kennis die je in huis hebt, de ziekte van je vader en het verdriet van je moeder niet wegnemen. Hoe is dat voor je?' ‘Machteloos’, zegt ze, nu met schokkende schouders. Even vult haar verdriet de hele kamer. Dan herpakt ze zich en zie ik weer die lieve glimlach.
‘Wat kan jij jezelf goed herpakken’, zeg ik haar. ‘Ergens heel jong heb jij al geleerd: ik moet sterk zijn, en daar hoort verdrietig zijn niet bij. Niet zo verwonderlijk dus, dat je dat verdriet zo graag weg wil nemen bij je moeder. Je hebt je zo voorgenomen om sterk te zijn. Zo sterk dat je zelfs het verdriet van je moeder bent gaan dragen.’ Ze slikt en slaat haar ogen neer.
Zullen we daar een oefening mee doen?, vraag ik haar. Ze kijkt me wat vertwijfeld aan, maar zegt ‘oke’. Ik pak een kussen en geef dat aan haar. ‘Dit is jouw verdriet.’, zeg ik erbij. Ze kijkt het kussen wat meewarig aan, maar houdt het wel vast. Ik pak nog een kussen. ‘En dit is het verdriet van je moeder.’ Ze pakt het kussen aan en stapelt de kussens op elkaar. ‘Hoe voelt dat?’, vraag ik haar. ‘Verdrietig’, zegt ze me. ‘Zou je het verdriet van je moeder, kunnen teruggeven aan haar?’ Dan voelt ze een enorme weerstand. Ze omklemt de twee kussens stevig en is niet van plan ze los te laten.
‘Wat is de prijs die je betaalt, voor het dragen en inslikken van dat verdriet?’, vraag ik haar. ‘Het contact met mijn moeder is bekoeld. Het lijkt alsof er meer afstand is gekomen tussen ons.’ Haar blik is op de grond gericht.’ Je wil de pijn zo graag wegnemen bij je moeder. Zo is het verdriet, dat er niet mag zijn, de dynamiek tussen jullie gaan bepalen. En daarmee heeft het heel veel macht gekregen.’ Haar adem stokt even. Ze slikt met meer moeite dan gewoonlijk. Dan vervolgt ze: ‘Ik mis haar. Ik mis het om met mijn eigen verhaal te kunnen komen bij haar.’ Ze zucht diep. Haar adem gaat weer wat meer stromen. ‘Hoe voel je je nu?’, vraag ik haar. ‘Doodop’, antwoordt ze. ‘En ook weer een beetje meer bij mezelf thuis gekomen.’